Huurproblemen op Oude Schoolpad 1 – deel 2

Vanaf mei 1897 huurt Sytze Terpstra voor een periode van 5 jaar de boerderij Oude Schoolpad 1 met bijbehorende landen van de diaconie der hervormde gemeente te Leeuwarden. Deze termijn wordt een aantal keren zonder problemen met 5 jaar verlengd. In 1916 ontstaan er echter problemen bij de verlenging met nog eens 5 jaar. Diakenen vragen een jaarlijkse huurprijs van fl. 50,- per pondemate (fl. 5.650,- in totaal). Terpstra wil niet meer dan fl. 40,- per pondemate betalen en het eerste jaar fl. 50,-. Er wordt een advertentie in de Leeuwarder Courant geplaatst waarop slechts 2 belangstellenden reageren. Beide bieden nog minder dan Terpstra. De diaconie besluit het bod van Terpstra te accepteren. Een dag later komen er nog 2 aanbiedingen binnen, waaronder een bod van ruim fl. 45,-. De diaconie besluit opnieuw te gaan adverteren. Terpstra blijkt inmiddels van het eerder genomen besluit gehoord te hebben en schrijft een brief aan het algemene kerkbestuur van Leeuwarden. Sommige diakenen verdenken Terpstra ervan dat deze sterk misprijzend over zijn boerderij en landen heeft gesproken, en dat dit de oorzaak was van de aanvankelijk lage biedingen. Anderen vinden dit onzin. Het kerkbestuur probeert en commissie in te stellen om een en ander te laten onderzoeken. Diakenen voelen daar niet voor.

 

Op woensdag 25 oktober 1916 vindt weer een buitengewone kerkenraadsvergadering plaats. Het bevreemdt de voorzitter van de kerkenraad dat de diakenen, na de vorige kerkenraadsvergadering, gewoon met de voorbereiding van de nieuwe verhuring zijn doorgegaan, alsof er niets was gebeurd. Hij heeft ook Terpstra zelf gesproken en van hem vernomen, op welke wijze enkele diakenen de plaats waren komen taxeren. Dit was gebeurd op een wijze, die Terpstra de indruk had gegeven dat de taxatie eigenlijk niet zo ernstig was gemeend, en het zo goed als zeker was, dat hij zou kunnen blijven. Verder deelt de voorzitter mee, dat op deze dag de deurwaarder een exploit heeft bezorgd. Hierin word, op verzoek van Terpstra, de kerkenraad gesommeerd om hem een schriftelijke huurovereenkomst te zenden. Terpstra is van mening dat deze reeds tot stand gekomen is.
De voorzitter had, gezien de goede verstandhouding die er steeds was tussen kerkenraad en diakenen, van diakenen verwacht dat zij wat meer tegemoet waren gekomen aan de bezwaren van de kerkenraad. Hij zou graag zien dat de zaak in der minne kan worden geschikt. Met name ook gezien de mening van vele leden, dat deze zaak, misschien wel juridisch, maar moreel niet geheel in de haak was. Een diaken moppert dat de bewijzen tegen Terpstra zich ophopen. Eerst hadden ze slechts 2 briefjes en nu hebben ze er negen, waarvan een zelfs inschrijft tot fl. 5.500,-. Dat verschil geeft toch wat te denken.


De voorzitter geeft aan dat het daar nu niet over gaat. De zaak is niet goed aangepakt. Hij vraag zich af of er wel er bewijs is, dat Terpstra de mensen bewerkt heeft. En juist op die vraag moet nu een commissie een antwoord proberen te vinden.Een andere diaken heeft iemand gesproken die verstand heeft van taxaties, tegenover wie Terpstra niet ernstig misprijzend over de plaats heeft gesproken. Deze man zei: de plaats is schraal, maar niet verwaarloosd, fl. 44,- à fl. 45,- zou volgens hem de pachtsom moeten zijn. Een lid van de kerkenraad betwijfelt of boeren zich zouden hebben laten afschrikken door eventueel ernstig misprijzend spreken over de plaats door Terpstra. Bovendien is het volgens hem nu ook niet de tijd om voor 5 jaren tegen de hoogste prijzen te huren.

Een kerkenraadslid waarschuwt diakenen dat zij nu duidelijk moeten aangeven of zij met hun plan doorgaan. In dat geval zal er een juridische procedure volgen en daarvoor moet de kerkenraad, en niet de diaconie, goedkeuring van het Classicaal Bestuur vragen.

Een ander kerkenraadslid zegt dat men Terpstra zijn exploit ook niet al te kwalijk moet nemen, dat is eenvoudig de manier om rechtsingang te krijgen.
Een volgend kerkenraadslid waarschuwt dat, nu de zaak publiek zal worden, het nodig is dat men kan bewijzen dat er geprocedeerd is.
Een andere diaken is in Wons geweest en hoorde daar dat de plaats wel goed bewerkt was, en dat er thans weinig lust is om voor grote plaatsen in te schrijven. Terpstra had hem gezegd dat hij de plaats had willen laten taxeren door personen door diakenen benoemd.
Een kerkenraadslid is bang dat er in de gemeente een storm zal ontstaan als de plaats aan Terpstra wordt gegund. Men kon dan wel eens van de diakenen schadevergoeding verlangen.
Een diaken stelt voor dat zij in geen geval zullen overgaan tot de verhuring der plaats, voor er nog een vergadering van de algemene kerkenraad is gehouden. Diezelfde avond nog zullen diakenen overleggen over het voorstel van de kerkenraad om de zaak door een commissie te laten onderzoeken. Zo ja, dan zullen de voorzitter van de kerkenraad en voorzitter van het college van diakenen een commissie van vijf leden uit de kerkenraad aanwijzen. Dit voorstel wordt – na enige discussie – met algemene stemmen aangenomen.

In de diaconievergadering van 25 oktober 1916 deelt de secretaris mee dat een missive is ingekomen van F. Algra te Wons met verzoek de plaats aan Terpstra niet te gunnen wegens leverantie van bakkerswaren. Dit verzoek wordt voor kennisgeving aangenomen.
Het voorstel van de kerkenraad de zaak te laten onderzoeken door een commissie van 5 personen gekozen door de voorzitter der kerkenraad en de voorzitter der diakenen uit leden der kerkenraad, wordt aangenomen, met de kanttekening dat dit rapport door de diakenen slechts als een advies zal worden beschouwd.

In de buitengewone diaconievergadering van 29 oktober 1916 deelt de secretaris mee dat is ingekomen een brief van J. Osinga met een aanbeveling voor een huurder der plaats te Wons. Deze wordt voor kennisgeving aangenomen.

In de buitengewone kerkenraadsvergadering van vrijdag 3 november wordt het rapport van de ingestelde commissie besproken. Achtereenvolgens worden behandeld 1. Een extract uit de notulen der diakenen, 2. Getuigenverklaringen, 3. Een rapport van de taxateur v.d. Ven uit Hardegarijp, en 4. het rapport van de commissie zelve.
De conclusie van de commissie is dat het herroepingsbesluit niet te rechtvaardigen is, maar dat de commissie adviseert de zaak alsnog in der minne te schikken. Dit zou haars inziens kunnen geschieden door in te gaan op het voorstel van Terpstra om de huurprijs te laten bepalen door drie deskundigen, waarvan één door hemzelf en twee door diakenen aan te wijzen.
Dit rapport en de overwegingen die tot de conclusie hebben geleid, worden ampel en breed besproken. Hierbij doen zich geen nieuwe gezichtspunten meer voor.
De meerderheid van diakenen stemt niet in met de conclusies van het rapport. Om de kwestie de wereld uit te helpen, wil men echter meegaan met het gegeven advies om de plaats op bovengenoemde voorwaarden aan Terpstra te gunnen.

In de buitengewone diaconievergadering van zondag 5 november 1916 deelt een diaken mee dat Terpstra de huurvoorwaarden heeft geaccepteerd. Hij wijst J.L. de Vries aan als zijn taxateur. De diaconie wijst Homme de Jong te Mantgum en Jitse van der Wouden te Huizum aan als taxateurs.

In de buitengewone diaconievergadering van maandag 13 november 1916 worden de ontvangen taxatierapporten besproken. De beide door de diaconie aangestelde taxateurs komen tot een bedrag van fl. 5.000,-; de taxateur van Terpstra - heeft men vernomen - op fl. 4.530,-. De drie heren konden echter niet tot een overeenkomst komen.
Men besluit aan Terpstra te schrijven dat de meerderheid der taxateurs de huurprijs heeft gesteld op fl. 5.000,- en hem te vragen of hij genegen is de plaats voor die som te huren voor 5 jaar. Zo niet, dan zal de plaats aan een ander worden gegund.

In de diaconievergadering van woensdag 22 november 1916 wordt een brief van Terpstra besproken. Terpstra zegt op het schrijven van de diaconie niet te kunnen ingaan en verzoekt, aangezien de drie taxateurs omtrent de prijs niet tot overeenstemming konden komen, andere taxateurs te benoemen óf door de kantonrechter te Bolsward óf door de pachtcommissie óf weer 2 door de diaconie en 1 door hem. Hierop volgt uitgebreide discussie. Besloten wordt dat 2 diaken met Terpstra zullen overleggen omtrent een huurprijs van fl. 4.845,-; het gemiddelde van de door de drie taxateurs genoemde sommen.

In de buitengewone diaconievergadering van woensdag 29 november 1916 doen de 2 diakenen verslag van hun gesprek met Terpstra. Die heeft laten weten genegen te zijn op deze voorstellen in te gaan, met uitzondering van de termijn van vijf huurjaren. Terpstra wenst 3 huur- en 2 keuzejaren.
Na langdurige besprekingen wordt, om nu eindelijk eens een einde aan deze onverkwikkelijke geschiedenis te krijgen, besloten om deze conditiën maar te aanvaarden, met 7 voor en 2 stemmen tegen.

In de diaconievergadering van woensdag 20 december 1916 bespreken diakenen een schrijven van notaris Andringa, met daarin de kosten voor het regelen van het huurcontract van Terpstra. Andringa meldt verder dat Terpstra zich bereid heeft verklaard tot betaling van de helft van de kosten.

In de diaconievergadering van woensdag 20 november 1918 blijkt dat Terpstra naast zijn huur fl. 172,- moet betalen voor een half jaar voor 8 pondemate omgebroken land. Overigens heeft de diaconie fl. 663,64 ontvangen van het Waterschap voor de verkoop van de molen in de landerijen te Wons.

Ook in 1919 betaalt Terpstra een toeslag voor 8 pondemate scheurland à fl. 43,- per pondemate per jaar

Op 27 juli 1921 bespreekt de diaconie een brief van W.S. Terpstra uit Wons, met het verzoek om de door hem gehuurde plaats opnieuw te mogen inhuren. Diakenen willen dat echter niet gezien de ervaringen van 5 jaar eerder. Bij een publieke verhuring is het echter niet mogelijk om hem uit te sluiten. Uiteindelijk vindt men een oplossing: men zal de plaats alleen weer verhuren aan een lid der Nederlands hervormde kerk. Dit wordt aan de gereformeerde Terpstra bericht.

LC 17-09-1921

 

LC 29-09-1921

 

In de diaconievergadering van woensdag 5 oktober 1921 worden de 10 ontvangen inschrijvingen besproken. De hoogste bieder is Jacob J. op de Hoek uit Sondel met een bedrag van fl. 8.250,-. Tot borg stellen zich Jouke T. op de Hoek uit Nijemirdum en J.D. Tuinier uit Sondel. De laagste bieder is Jacob P. Leijenaar uit Wons met een bedrag van fl. 6.000,-. Hij is de enige inschrijver die geen borgen vermeldt, maar de kerkenraad te Wons als referentie opgeeft.

Over Jacob op de Hoek worden inlichtingen ingewonnen. Deze zijn zeer gunstig. Diverse brieven over hem en zijn familie worden voorgelezen en mededeling wordt gedaan van mondelinge informatie.

De zathe en landen worden dan ook aan hem gegund voor fl. 8.250,- huurprijs per jaar.

In de diaconievergadering van woensdag 3 mei 1922 bespreekt de diaconie het ontvangen verzoek om overname van de waterleiding voor het vee, welke Terpstra op de boerderij te Wons heeft alten aanleggen, voor het billijke bedrag van fl. 500,-.


Meer details over de aankopen door de diaconie in Wons en over de verschillende vergaderingen zijn te vinden op www.t-vw.nl/stamboom

Dit artikel is een bijdrage van Theo Terpstra (Het adres is bekend bij de redactie van HWWûnseradiel)